
Wie het laatst lacht…..
Naast het Campinghandboek van de touroperator, was het IVOR-handboek het tweede wat ik in mijn koffer pakte toen ik afgelopen april voor zes maanden vertrok naar Frankrijk om te gaan werken als Campinghost. Met de rollenspellen met “Meneer Pietersen” nog vers in mijn geheugen, de houvast aan het IVOR-handboek, met het diploma op zak en de training bij de touroperator was er een stevige basis gelegd voor het uitoefenen van deze functie. Daar waar ik tijdens de rollenspellen nog wel eens dacht: “nou, nou, Meneer Pietersen, dat zal in de praktijk nog wel meevallen”, kan ik nu na zes maanden wel zeggen dat ik inmiddels een theatervoorstelling kan houden over alle anekdotes die ik tijdens het uitoefenen van mijn functie als Campinghost allemaal voorbij heb zien komen. En is het besef ook daar, dat het IVOR-handboek in al zijn aspecten springlevend is geworden.
In de groepsapp die wij oud-cursisten met elkaar nog hebben, kwam op een gegeven moment een app naar voren met de vraag of wij als Reisleider / Host inmiddels “Meneer Pietersen” als gast al waren tegengekomen. Ik heb daar niet op geantwoord. Ook al komen tig “Meneer Pietersen” voor mijn neus staan, ik heb nu toch die stevige basis, ik weet nu toch hoe ik moet handelen? Waarom zou ik “bang” moet worden als daar opeens een “Meneer Pietersen” voor mijn neus staat? Ik heb ze gehad hoor, tientallen in mijn tent met hun boosheid, klachten en frustraties. En ik bleef ijzig kalm, want ik wist inmiddels, met die stevige basis op zak, hoe ik moest handelen. “Meneer Pietersen” legt het nu bij mij af.
Een twijfelachtig gezin, niet zeker wetend of ze nu extra dagen erbij gaan boeken of toch daar maar van af zien. Ik duidelijk makend dat ik het tijdig moet weten, omdat ik handelingen moet treffen bij de touroperator. Als ondertussen een optie op die gehuurde tent komt waar dat twijfelachtig gezin inzit, weet ik als Campinghost eigenlijk al genoeg. Ik maak dit ook duidelijk aan dit gezin. Drie dagen later komt dit twijfelachtig gezin mij even vertellen dat ze toch graag een paar dagen erbij willen boeken. IJzig kalm en met een stalen gezicht, vertel ik dit gezin het slechte nieuws dat de tent inmiddels verhuurd is aan een nieuwe gast die op de dag van hun vertrek aan gaat komen. De 7-seconden regel wordt toegepast. De gast slaat zich zelf voor het hoofd, begint te balen en het wordt hen duidelijk dat ze de volgende morgen voor tien uur moeten vertrekken.
Een Belgisch gezin komt op maandagmorgen om negen uur bij mijn receptietent aan en willen zich al inchecken. Ze hadden de hele nacht gereden om de files voor te blijven. Ik heb dan op de lippen om te zeggen, “dat ze dat wel gelukt is”, maar in plaats daarvan maak ik ze duidelijk dat ze niet eerder in kunnen checken dan om 16.00 uur ’s middags. En weer blijf ik stil, weer die 7-secocnden regel, want ik weet dat ik alle boosheid over mij heen ga krijgen. Uiteindelijk heb ik ze om half vier ingecheckt en hebben ze mij de hele week geen blik waardig gegund. En ik? Ik ben gewoon lachend mijn werk blijven doen. Het is niet mijn probleem dat zij zo vroeg aankomen.
Man/vrouw situatie, zwaarlijvig postuur, hebben een safaritent gehuurd. Komt de man een aantal dagen later naar mij toe met de mededeling dat de houten vloer wel heel erg kraakt als ze erop lopen. Tja, wat zeg je dan als Campinghost? Ik heb maar wijs geantwoord dat ik het op het eind van het seizoen het op de klussenlijst laat zetten. Opgelost. Ik draai mij om en loop glimlachend weg. Sommige “klachten” moet je niet al te serieus nemen.
Het tonen van leiderschap wordt uitgebreid opgenomen in het IVOR-handboek. Als een gast, mij ’s avonds opbelt, en kermend van de pijn vertelt dat hij naar het ziekenhuis moet, dan wordt mijn leiderschap aangesproken. Een ambulance komt er niet voor, de vrouw durft in het donker niet de berg af te rijden, de campingeigenaar had al wat gedronken, en ik neem het besluit dat de gast met deze pijn niet zelf achter het stuur moet gaan zitten. Het wordt een lange nacht in het ziekenhuis. Of het achteraf verstandig is geweest om als Campinghost mee te gaan met deze gasten, valt over te twisten. Maar laten we eerlijk zijn, ik ben ook gewoon mens. En als mens laat ik een ander mens niet lijden.
Zo zijn er nog veel meer anekdotes te vertellen wat ik als Campinghost in die zes maanden aan “rollenspellen” heb meegemaakt. Nog maar niet te spreken over de klachten over het gebruik van het internet, over het weer, over de openingstijden van de winkels, over de camping, over de koelkast, over mieren- en wespennesten, en ga zo maar door. De tientallen “Meneer Pietersen” die bij mij zijn wezen klagen, ik word er niet meer warm of koud van. Het IVOR-handboek heb ik nog sporadisch geopend. De sterke basis was immers al gelegd. “Meneer Pietersen” mag zijn cursisten klaargestoomd hebben voor het vak. Het zijn wij, de Reisleiders / Hosts nu in het veld, die alle “Meneer Pietersen” bij elkaar stil krijgen.
Wie lacht dan het laatst….?
Marrit Jongbloed
Terug